Eén van haar vuistregels voor ouders is: ‘probeer er zo normaal mogelijk over te praten. Gewoon als iets wat bij het leven hoort, hoe pijnlijk en verdrietig ook. Ook al is het moeilijk om het met je kinderen te hebben over je ziekte of over je partner die kanker heeft. Of ook al raak je zelf in tranen over het verdriet om een overledene. Durf hier open over te zijn. Want jonge kinderen registreren alles - en voelen dus ook haarfijn aan of dit bespreekbaar is - of niet.’
Carine Kappeyne van de Coppello deelt deze vuistregel niet alleen met ouders die bang zijn dat zij hun kinderen teveel belasten met hun eigen zorgen en verdriet; het is ook een centrale boodschap in haar cursussen voor hulpverleners die het eng vinden om het hierover te hebben. ‘Begrijpelijk’, zegt Carine, ‘want deze thema’s raken altijd iets in jezelf.’
Schuldgevoel
De twee cursussen die Carine geeft, liggen in elkaars verlengde. Kanker en rouw zetten de gezinsdynamiek onder druk, en soms lopen gezinnen hierdoor vast.In ‘Psychosociale gevolgen van kanker in het gezin: begrijpen, signaleren, ondersteunen en behandelen’ staat Carine stil bij waarop je als hulpverlener moet letten bij kinderen die worden geconfronteerd met een gezinslid met kanker. Hoe reageren zij hierop in verschillende ontwikkelingsfasen? Wat doet de onrust in huis met ze? En hoe ga je in op het schuldgevoel van ouders, die bang zijn dat zij het leven van hun kind verpesten?
Daarnaast gaat Carine in deze cursus ook in op de diverse mogelijkheden van ondersteuning of behandeling. ‘Van een kop koffie bij een inloophuis tot therapie in een van de psychosociale oncologische centra, mensen met kanker en hun naasten kunnen op allerlei plekken terecht. Hoe werk je als hulpverlener samen met deze instanties? En hoe bied je gezinnen stepped care, zodat de geboden begeleiding of zorg optimaal aansluit bij hun behoeften of problemen?’
Hardnekkig taboe
Wat voor gezinnen met kanker geldt, gaat meestal ook op voor gezinnen waar een van de gezinsleden kampt met een andere chronische of levensbedreigende ziekte. Toch gaat het in deze cursus specifiek over kanker, omdat daar nog altijd een enorm taboe op rust.‘Veel mensen hebben het nog steeds over ‘k’’, zegt Carine. ‘Laatst hoorde ik dat zelfs fluisteren door een jong kind. Hetzelfde taboe heerst op de dood. Een moeder met een vergevorderde vorm van kanker vertelde me onlangs dat zij van de GGD het advies had gekregen om het woord ‘dood’ vooral niet te gebruiken naar haar kinderen. Verbijsterend, omdat ik precies het tegenovergestelde advies geef. Wie moest ze nou geloven?’
Ook het idee dat kleine kinderen het niet aan kunnen om te horen dat hun vader of moeder zal overlijden aan kanker, is hardnekkig. En onterecht, stelt Carine.