Zeker als zelfverwonding al jarenlang duurt, zijn begeleiders en naasten vaak ten einde raad. Wanneer werkelijk niets lijkt te helpen, mondt de ontzetting soms zelfs uit in een soort machteloze gelatenheid. Bijna alsof dat zelfbeschadigend gedrag er voor die persoon nu eenmaal bij hoort.
Gestructureerd werken aan oplossingen voor zelfverwondend gedrag: ‘Samen op zoek naar dat ene haakje…’
Interview met Marjanke Eggink
Opgezwollen ogen, blauwe plekken, beschadigde ledematen… Heftige beelden zijn het van mensen met een matige of ernstige verstandelijk beperking, die zichzelf al bijtend, bonkend, krabbend of slaand keer op keer verwonden. Uitermate pijnlijk voor henzelf, maar evengoed voor hun begeleiders, medebewoners, behandelaren en familie.
'Doorgaans ontbreekt een gestructureerde aanpak met een gedeelde beeldvorming en een gerichte strategie. Vanuit CCE zetten wij juist daarop in'
Marjanke Eggink
Zó kan het niet langer’
‘Wanneer mensen bij CCE aankloppen voor advies, hebben zij meestal al van alles geprobeerd om het zelfverwondend gedrag te stoppen. Vanwege de ervaren urgentie worden vaak meerdere dingen tegelijk uitgeprobeerd. Zo wordt er bijvoorbeeld iets in de begeleiding veranderd, maar tegelijk ook iets aan de medicatie; als er maar wat gebeurt, want zó kan niet langer. Maar hierdoor krijg je nooit zicht op wat werkelijk werkt of helpt’, constateert orthopedagoog-generalist en Gz-psycholoog Eggink. ‘Kortom, doorgaans ontbreekt een gestructureerde aanpak met een gedeelde beeldvorming en een gerichte strategie. Vanuit CCE zetten wij juist daarop in.’Totaalplaatje
Er bestaan verschillende psychologische en biomedische theorieën over het ontstaan van zelfverwondend gedrag, elk met hun eigen specifieke focus. Ook bij hulpverleners zien we vaak uiteenlopende ideeën over de oorzaken en de meeste effectieve aanpak, vertelt Eggink verder.‘Dé theorie hierover bestaat niet. Daarom proberen we eerst tot een zogeheten idiografische theorie te komen: een beschrijvend beeld van wie de persoon is, hoe zijn of haar gedrag verklaard kan worden binnen de context waar hij of zij woont en/of werkt. De betrokkenen maken met elkaar een lijst met alle factoren die mogelijk bijdragen aan het zelfverwondend gedrag, plus een opsomming van de factoren die kunnen helpen bij het ombuigen van het gedrag. Op basis van dit totaalplaatje kiezen zij vervolgens de meest kansrijke interventie. Daarbij maken zij bovendien heldere afspraken over de planning, uitvoering en evaluatie. Zo kunnen zij – als de interventie A onvoldoende resultaat geeft – overstappen op interventie B.’
Integrale aanpak
De manier waarop CCE stap voor stap toewerkt naar een mogelijke gedragsverandering klinkt voor de hand liggend en verrassend eenvoudig. Toch is het realiseren van deze aanpak in de praktijk lastiger dan het lijkt. Het vergt namelijk voortdurend afstemming en coördinatie. ‘Zowel bij de voorbereiding als bij de inhoudelijke analyse en uiteindelijke uitvoering is het van cruciaal belang dat alle neuzen dezelfde kant op staan’, benadrukt Eggink. ‘Bovendien staat of valt de integrale aanpak van CCE met duidelijkheid over de taakverdeling en de planning.’Diagnostisch kernteam
Om dit proces in gang te zetten en te bewaken, wordt een (interdisciplinair) diagnostisch kernteam geformeerd, met daarin de direct betrokken zorgprofessionals en een manager uit de organisatie om het proces te begeleiden. ‘In feite fungeert dit team als regisseur’, licht Eggink toe.‘Dit team motiveert, stuurt en formuleert de hypotheses en mogelijke interventies, stippelt een strategie uit en evalueert op gezette tijden. En ondertussen kunnen de teamleden elkaar direct bevragen op gemaakte keuzes en samen op zoek gaan naar knelpunten en oplossingen. Dit vraagt dus ook om een behoorlijke tijdsinvestering van alle betrokkenen.’
‘Het is echt een valkuil om te denken dat dit gedrag nu eenmaal hoort bij bepaalde cliënten. Ik zeg altijd: ga daar niet in mee, geef niet op, maar neem de moeite om opnieuw met elkaar te kijken naar mogelijke oorzaken en naar helpende, beschermende factoren'
Marjanke Eggink
Geef niet op!
De leergang die de CCE-coördinator bij de RINO Groep geeft, is bedoeld voor psychologen en orthopedagogen in de VG-sector die in hun werk met ernstig en aanhoudend zelfverwondend gedrag te maken kunnen krijgen. Omdat gedrag zich vaak ontwikkelt van kwaad tot erger, is de inhoud van de leergang ook toe te passen op lichtere vormen van zelfverwonding. ‘Als je tijdig alert bent op signalen, kun je soms erger voorkomen’, benadrukt Eggink.‘Het is echt een valkuil om te denken dat dit gedrag nu eenmaal hoort bij bepaalde cliënten. Ik zeg altijd: ga daar niet in mee, geef niet op, maar neem de moeite om opnieuw met elkaar te kijken naar mogelijke oorzaken en naar helpende, beschermende factoren. Wat speelt er in de context, zijn er veranderingen in het team, is er sprake van een lawaaiige omgeving, zijn er andere vormen van overprikkeling, spelen er persoonsgebonden factoren mee, etc. Blijf in elk geval zoeken naar dat ene haakje – en dat in de wetenschap dat het haakje van vorig jaar nu misschien niet meer werkt. Want altijd weer gaat het om persoonlijk maatwerk.’
Geen garantie op succes
Garantie op succes is er niet, aldus Marjanke Eggink. Het lukt namelijk niet altijd om de zelfverwonding sterk te laten afnemen. Maar door in de aangegeven structuur gericht te zoeken naar oplossingen, kan je vaak wel meer kwaliteit van leven voor de betreffende cliënten bereiken.’Tijdens de vijfdaagse leergang komen diverse thema’s aan bod die worden toegelicht door experts uit de praktijk, zoals Gz-psychologen, AVG, psychiater, logopedist, fysiotherapeut en een specialist op het gebied van ethische dilemma’s, die vaak gepaard gaan met ernstige zelfverwonding. Daarnaast wordt ook de casuïstiek besproken die de deelnemers vanuit hun eigen werkpraktijk inbrengen.
Marjanke Eggink zelf geeft als docent een inleiding op de methodiek en het theoretische kader. Zij is bij alle lesdagen aanwezig om verbindingen te leggen tussen de onderwerpen en begeleiding te geven bij de uitvoering van de methodiek in de praktijk. ‘Zo maken de deelnemers kennis met alle stappen van onze gestructureerde aanpak.’